Familie

Stamvader Jelle Kingum

De oudst bekende Kingma die we uit de archieven kennen is Jelle Kingum. Hij moet omstreeks 1450 geboren zijn en woonde tot zijn overlijden rond 1538 op een sate (boerderij) genaamd Kingum. Zijn familienaam ontleent hij aan de plaats waar de sate stond: Kingum.

Pieter Jelles Kingum, de oudste zoon van stamvader Jelle, is in 1511 gebruiker van de sate. Hij pacht die van zijn vader en (waarschijnlijk) zijn oom en moet ook aan de familie Syaerda nog een bedrag betalen.

Ook is hij gevolmachtigde van Franekeradeel. Zijn oudste zoon Jelle Pieters volgt hem op als boer op de sate. Deze Jelle heeft vier zonen: Pieter Jelles, Dirk Jelles, Hendrik Jelles en Inte Jelles. Pieter Jelles woont op Kingma en overlijdt in 1610; Dirk Jelles is boer op Syaerda-state in Dronrijp; Hendrik Jelles is “tot Peyns wonende”.

De familie Syaerda had sterke banden met Kingum; in 1413 was Sicke Syaerda uit Franeker eigenaar en ‘Ruychter van Kinghum’. Kingum was een ‘rechtvoerende’ sate en Syaerda als hoofdeling een van de belangrijkste edelen van Friesland.

Wat was de relatie tussen de genoemde Kingma’s en de schatrijke adellijke familie Syaerda uit Franeker? In Zorgen voor zekerheid beschrijven Dr Hans Mol c.s. dat Friese hoofdelingen hun bastaarden (en die waren er heel wat) dikwijls heel goed in hun testament bedachten. Deze bastaard erfgenamen kwamen daarmee nogal eens terecht in het milieu van eigenerfden, de maatschappelijke elite onder de hoofdelingen. Een eigenerfde was een boer op eigen grond. De eerste Kingma’s worden telkens als eigenerfde op de sate Kingum genoemd. Zouden zij misschien ook verbasterd blauw bloed in de aderen gehad hebben?