De oudste leden van het geslacht Kingma werden met verschillende namen aangeduid. Zo wordt Pieter Jellezoon Kingum (geboren rond 1480) ook aangeduid als Pieter Jelles toe Kingum. Zijn zoon Jelle Pieterzoon noemt zich, evenals zijn broers, ook Kingum. Daarna wordt het steeds vaker Kingma, ook wel afgewisseld met Kinguma, Kingema en Van Kingma.
Veel plaatsaanduidingen in Friesland en omringende streken eindigen op –(h)um. Deze uitgang is verwant aan onder meer hiem (Fr.), heem (Ned.), -heim (Dld) en home en -ham (Eng.). Het wordt gebruikt als aanduiding voor (boeren)erf, (boeren)woonhuis en het eigen grondgebied.
Aan dat –(h)um gaat vaak een aanduiding van een plek of een persoonsnaam vooraf. King(h)um, waar onze familienaam van afgeleid is, kan dan een samentrekking zijn van de plaatsaanduiding kink, een scherpe bocht in de weg ter plaatse, met –hum tot Kinghum. Het kan ook het heem, het erf, de woonplaats van Kinge (een oud-Friese voornaam) zijn.
Al in 1413 komt de naam King(h)um als naam van de sate (boerderij) in historische documenten voor, maar die naam zal zeker veel ouder zijn. Deze streek was toen al lang bewoond, mogelijk al sinds honderden jaren voor Christus.
Veel mensen zijn nieuwsgierig naar hun “roots”. De zoektocht begint doorgaans bij ouders en grootouders. Het terugzoeken van je voorgeslacht tot aan de Franse tijd, zo rond 1810, is niet zo moeilijk. Daarvoor kun je beschikken over de registers van de burgerlijke stand en het bevolkingsregister bij de gemeente of op het rijksarchief. Aardig is ook het register van naamsaanneming van 1811/1812. Toen moest iedereen een achternaam kiezen. Veel mensen hadden die toen nog niet. In bepaalde families was – soms al heel lang – wel een geslachtsnaam in gebruik. Natuurlijk werd die toen geregistreerd. Zo werd de naam Kingma zeker in wel vijftien Friese gemeenten vastgelegd.
Moeilijker wordt het als je verder terug gaat. Dan kom je terecht bij de kerkelijke doop, trouw- en begraafboeken. In de ene kerkelijke gemeente gaan die verder terug dan in de andere. De Friese Academie heeft een gids voor genealogisch onderzoek uitgegeven. Die wijst bij stamboomonderzoek heel goed de weg.
Naast afstammelingen van stamvader Jelle in mannelijke lijn, zijn er heel wat Kingma’s die in vrouwelijke lijn van de eerste Kingma’s afstammen. Vóór de Franse tijd was het niet ongebruikelijk dat iemand die geen familienaam had, de al wel gehanteerde geslachtsnaam van zijn moeder of grootmoeder aannam. Het aannemen van de familienaam uit de vrouwelijke lijn is bijvoorbeeld het geval geweest met de afstammelingen van Hylke Janszoon Kingma (aangeduid als de ‘Makkumer tak’, waaruit Kingma’s Bank voortkwam).
Deze laatste en andere familietakken hebben zich in de loop van de eeuwen om ûtens verspreid over Nederland en de wereld. We duiden deze groepen meer in het algemeen wel aan als Friezen in diaspora.
Via de mannelijke of vrouwelijke lijn zijn bijna alle Kingma’s nakomelingen van stamvader Jelle uit Zweins. “Bijna”, want een uitzondering vormt de familie van de beurtschippers/stroom-ondernemers Kingma van Birdaard. Antje Aedes was getrouwd met Jan Johannes Kingma, die uit “onze” familie stamde. Haar neef, Gosse Jans – die dus niet tot de familie Kingma behoorde – nam in 1812 ook de voor hem goed klinkende naam Kingma aan. Zo ontstond er een nieuwe familie Kingma, niet verwant aan ‘stamvader’ Jelle, die vooral in Birdaard, maar ook in Dokkum en omgeving heel wat nakomelingen heeft.