De State

Einde van Kingma State

De laatste bewoners, voor de verkoop en afbraak van de state, waren jonkheer Julius Matthijs van Beijma thoe Kingma, grietman van Franekeradeel, met zijn vrouw, Agatha Wilhelmina van Voss, en hun kinderen.

Er is een schets gevonden van de tuininrichting van Kingma State, mogelijk uit de periode dat deze Van Beijma de state bewoonde. Of het gaat om een schets van de tuin op dat moment of dat het een plan voor herinrichting betrof is niet duidelijk. Ook is niet bekend wie de schets maakte. Lucas Pieters Roodbaard (1782-1851) was de architect van vele buitens en tuinen van Noord-Nederland in die periode, maar het in niet bekend of hij de maker van deze schets is geweest.

Julius Matthijs was de zoon van Coert Lambertus van Beijma, de bekende patriot die fel het despotisme van de stadhouder bekritiseerde, zoals bij de conflicten met de stadhouder over de grietmansbenoemingen. In 1787 leidde Coert Lambertus een staatsgreep te Franeker en werd hoofd van een tegenregering. Toen het te hulp geroepen Pruisische leger de Republiek binnen viel vluchtten veel patriotten. De meeste van hen kwamen in Saint Omer in Noordwest Frankrijk terecht. Zodoende heeft Julius Matthijs, geboren op 25 september 1781 te Ternaard, een deel van zijn jeugd in Saint Omer doorgebracht. In 1795 keerden de patriotten in het voetspoor van de Fransen terug in de Republiek.

Julius Matthijs had aanvankelijk allerlei functies die betrekking hadden op de financiën van de overheid. Van 1819 tot 1820 was hij Vrederechter in het kanton Hindelopen.

Nog in deze functie richt hij een verzoek aan Koning Willem I om vergunning “de toenaam of tytel thoe Kingma” aan zijn naam en aan zijn familiewapen toe te voegen. Dat kon dus blijkbaar niet zomaar. Middels een stuk, gedateerd 2 februari 1821 en ondertekend door de koning, krijgt hij toestemming voor de toevoeging aan zijn naam. Ook krijgt hij toestemming om in het familiewapen ‘thoe Kingma’ toe te voegen en wordt hij erkend als lid van de adelstand.

Op 29 juni 1806 trouwde Julius Matthijs met Agatha Wilhelmina Sybrandsdochter van Voss. Zij kregen zeven kinderen.

Zijn ongehuwde oom Eduard Marius van Beijma was grietman van Franekeradeel en woonde op Kingma State in Zweins. Toen deze in 1825 overleed werd Julius Matthijs grietman (bestuurder) van Franekeradeel en bewoner van Kingma State. Verder bekleedde hij nog tal van functies, zoals bijvoorbeeld: lid van de Provinciale Staten van Friesland, medeoprichter en lid van het bestuur van het Friesch Genootschap.

Julius Matthijs was niet alleen eigenaar van Kingma State met de bijbehorende grond, zoals tuin, oprijlaan en opvaart (bij elkaar ca. 6 ha). Hij bezat ook van veel van de direct rond de state liggende wei- en bouwlanden. Verder was hij eigenaar van de steenfabriek aan de trekvaart en van zestien (van de achttien) huizen van Kingmatille. De twee tolgaardershuizen waren bezit van de stad Franeker. Ook de trekvaart, althans bijna anderhalve hectare ervan, stond op naam van Julius Matthijs, maar waarschijnlijk was hij alleen vruchtgebruiker (voor de belastingen). De trekweg (jaagpad) langs de trekvaart is weer van de stad Franeker.

Daarbij had Julius Matthijs nog negen huizen in Franeker en heel veel land in de wijde omtrek rond Zweins. Kortom, een vermogend man.

Julius Matthijs overleed op 14 september 1847 op 65-jarige leeftijd. Drie van zijn zeven kinderen waren toen al overleden. Zijn jongste zoon, Ulbo Jetze Heerma van Beijma thoe Kingma, volgde hem op als Grietman van Franekeradeel en woonde met zijn moeder op de Kingma State.

Het testament van Julius Matthijs bepaalde dat zijn vrouw het volledige vruchtgebruik van al zijn bezittingen kreeg. Op 20 april 1848 deed zij afstand van al haar rechten ten gunste van haar vier zoons, te weten Coert Lambertus wonende te Joure, Sijbrand Willem Hendrik Adriaan wonende te Leeuwarden, Frederik Hessel wonende te Heerenveen en Ulbo Jetze Heerma wonende op Kingma State onder Zweins. Daartegenover kan Agatha Wilhelmina van Voss alle meubelen gebruiken die zij nodig acht en zullen de vier zoons haar elk jaarlijks duizend gulden betalen in twee termijnen.

Agatha Wilhelmina huurt op 12 mei 1856 een huis in Leeuwarden gelegen aan de Noordzijde van de Eewal. Ze woont hier tot haar overlijden op 12 augustus 1861 op 77-jarige leeftijd. Op 6 augustus voelt ze kennelijk haar einde al naderen, want ze stuurt dan, een koerier te paard naar haar zoon op Kingma State. Dit blijkt uit een rekening hiervoor van ƒ 6,-. Na haar overlijden wordt ze in lijkkist per boot naar Zweins gebracht en aldaar op 14 augustus begraven.